Bevestigende hoofdzinnen: bijna altijd inversie na ‘vooropstelling’
De “gewone” volgorde
- We troffen Wouter gisteren huilend op het plein aan.
Verandert bijna altijd als er iets anders aan het begin van de zin staat; niet alleen bepalingen van plaats en tijd, maar van bijna álle bepalingen én voorwerpen:
- Gisteren troffen we Wouter huilend op het plein aan.
- Op het plein troffen we Wouter gisteren huilend aan.
- Wouter troffen we gisteren huilend op het plein aan.
- Hem geef ik nooit meer een hand, dat beloof ik je!
- Dus/toch vind ik dit werk onder de maat.
- Waarschijnlijk/Volgens mij klopt hier niets van.
- Kapot krijgen jullie me niet!
- Volgens mij komen jullie morgen op tijd op school.