We gaan woensdag:
- De sterke werkwoorden herhalen (dus leer ze nog een keer).
- Puzzelen met de woordvolgorde:
Kijk vast naar de zinnen en bedenk welke woorden de werkwoorden zijn. Kijk ook welke werkwoorden persoonsvorm zijn. Op welke plaats staan de werkwoorden in de zin?
Karin loopt naar school.
Karin moet naar school lopen.
Karin heeft gisteren naar school gelopen.
Karin loopt vandaag naar school.
Vandaag loopt Karin naar school.
Karin liep naar school, omdat haar fiets stuk was.
Ik slaap vandaag goed, want ik ben heel moe.
Ik eet veel soep, maar ik vind het niet lekker.
- Goede zinnen maken, gaan we oefenen in twee e-mails.
- Tenslotte gaan we samen het begin van het magazine formulieren bekijken. Wat gaat goed en waar moet je meer uitleg?
- Het huiswerk wordt: leer nog een keer de sterke werkwoorden en schrijf een informele e-mail met daarin wat je goed vindt in deze cursus en wat beter kan in deze cursus.