Week 51 | Maandag 16 december | Thema (4)5 | (blz.126)5a/b |
In thema 5 gaan we praten over geldzaken. Je leert hoe je jouw financiën regelt en hoe je informatie vraagt over geldzaken. Je leert wanneer je moet sparen of besparen en je leert wanneer je een klacht moet indienen en hoe je dat het beste kunt doen. In 5A komen de ‘scheidbare werkwoorden en de ‘onbepaalde tijdʼ aan de orde. In deel 5B gaan we daar dieper op in en combineren we dat met hoofden bijzinnen.
Vandaag weer extra aandacht voor intonatie, zinsaccent en voeg- signaalwoorden.
We pakken allemaal een computer | Met een muis en een koptelefoon en we loggen in… | |
9 00 | Welkom!!!!
We gaan morgen allemaal om half tien met de trein naar Parijs om feest te vieren!!! Wat hebben jullie verleden week geleerd over woordaccent in de les? (Nee, liever een kopje thee! Luister naar dit fragment en vul werkblad 17 in) |
|
Intonatie 1 (herhaling) | Hoor je een vraag of hoor je een mededeling?
Woorden met nieuwe informatie krijgen meestal het zinsaccent. Hou je van Pizza? Ik ben gek op pizza. Een woord dat een tegenstelling aangeeft met eerder genoemde informatie, krijgt ook accent (contrastaccent). En glas witte wijn? Liever een glas rode wijn! Een kopje koffie? |
|
Intonatie 2 | Hoor je een vraag of hoor je een mededeling?
Hij komt morgen. O ja? Hij komt morgen? Ja hoor. We oefenen klassikaal. Luister naar de docent. Stelt hij een vraag? Geef antwoord. Doet hij een mededeling? Stel een vraag. |
|
Flaps | Iedere cursist schrijft 5 nieuwe woorden op de flaps uit thema 5A of B. | |
Grammatica/ voegwoorden
(dit onderdeel kun je thuis doen) |
– Bekijk hier een filmpje over de theorie van voegwoorden/ signaalwoorden.
– Doe oefeningen met voeg- en signaalwoorden: |
|
Uitspraakreis
De laatste keer van dit hoofdstuk |
Uitspraakreis woordaccent/ werkblad 14
Iedereen heeft individueel een woordreis gemaakt. Iedereen krijgt een beurt. Als je aan de beurt bent stuur je de woorden, stuk voor stuk via de groepsapp en spreek je de woorden één keer uit… |
Pauze (15 minuten) | ||
Zelfsturend dictee | Cursisten oefenen met elkaar zinnen uit thema 4 | |
Voorlezen | Thema 4 oefening 13 | |
Uitspraakreis 2 | Waar liggen de accenten bij de moeilijke woorden van oefening 13 (blz.126). De cursisten krijgen een overzicht van de woorden op papier en vullen de woordaccenten in. Daarna vergelijken ze hun antwoorden met een contrôleblad. | |
Spreken | Thema 5; oefening 21 en 22 | |
Flaps | We bespreken de flaps. | |
Huiswerk voor januari | Toets thema 4.
Lezen: thema 4 oefening 14. Stuur de antwoorden van A en B naar de docent. Schrijven: Oefening 23 maken en opsturen via de mail naar thed.brans@gmail.com In je boek: Oefening 24, 25 Leren Werkwoorden met vast voorzetsel: blz: 308 tot en met ‘Schrikken van…’ |